Ik schilderde levensgrote wortels in meekrap op linnen, ontrafelde het weefsel en daalde af in mijn wortels. Ik zag voorouders de grond bewerken, lijnzaad zaaien, vlas spinnen, linnen weven, met naald en draad zingend aan het werk. De handen weten wat te doen. Ze kennen de beweging, het ritme, het patroon. Er is geen ik.